Moet de kerk zich over racisme uitspreken en zich met deze hoogst actuele discussie bemoeien? Beslist wel. Want het gaat hierin over hoe we over mensen denken. En het evangelie van Jezus Christus is een boodschap voor alle mensen zonder onderscheid.
Ronald Kalifungwa, predikant van de Lusaka Baptist Church in Zambia, schreef over dit thema in 2017 twee artikelen in Reformation Today. Toen was het onderwerp al van belang voor alle delen van de wereld: voor Europa gezien de migratie, voor Noord-Amerika gezien de voortdurende spanningen tussen blank en zwart, voor veel delen van de rest van de wereld vanwege allerlei spanningen en conflicten tussen bevolkingsgroepen. Op dat moment konden we nog niet weten dat de actualiteit en het belang nog enorm zouden toenemen. Daarom publiceren we dit tweeluik, waarin Kalifungwa vanuit heldere Bijbelse principes krachtig stelling neemt tegen racisme, opnieuw. Hier volgt deel 1.
Inleiding
De eerste ‘wetenschappelijke’ onderverdeling waarin de mens Homo sapiens wordt genoemd, wordt toegeschreven aan de 18de-eeuwse Zweedse botanicus Carl Linnaeus. Hij verdeelde Homo sapiens onder in vier ondersoorten: Homo sapiens americanus (de Indianen van Noord-, Midden- en Zuid-Amerika), Homo sapiens europaeus (de bewoners van Europa), Homo sapiens asiaticus (de bewoners van Azië) en Homo sapiens afer (de bewoners van Afrika).1 Wat belangrijker is: Linnaeus beperkte zijn observaties niet tot morfologische kenmerken, maar hij betrok er ook persoonskenmerken en psychologische eigenschappen bij. “Linnaeus stond zover af van het aanvaarden van de gelijkheid van de mens, dat hij de mentale eigenschappen als onderscheidende kenmerken van elk ras in dezelfde categorie plaatste als de fysieke.”2 De Joodse antropoloog Jonathan Marks citeert de beknopte omschrijvingen als volgt:
- Americanus: “rood, slecht gehumeurd, onderworpen. Zwart haar, stijl, dik. Grote neusgaten. Bruut gezicht, spaarzame baardgroei. Obstinaat, voldaan, vrijgevochten. Beschildert zich met rode strepen. Geregeerd door gebruiken.”
- Europaeus: “blank, ernstig, sterk. Blond haar, golvend. Blauwe ogen. Actief, zeer intelligent, vindingrijk. Draagt nauwsluitende kleding. Gestuurd door wetten.”
- Asiaticus: “geel, melancholisch, hebberig. Zwart haar. Donkere ogen. Streng, hooghartig, begerig. Draagt loszittende kleding. Geregeerd door mening.”
- Afer: “zwart, ongevoelig, lui. Kroezig haar. Zijdeachtige huid. Platte neus. Dikke lippen. Vrouwen met lap voor genitaliën. Grote borsten. Slinks, langzaam, dom. Smeert zich in met vet. Geregeerd door grillen.”3
Iedere onbevooroordeelde lezer ziet wel dat dit geen precieze omschrijving is van de verscheidene raciale groepen. Zo hebben bijvoorbeeld niet alle Europeanen blond haar, zijn niet alle ‘rode’ Indianen slecht gehumeurd, hebben ook niet alle Afrikanen dikke lippen en platte neuzen, en zijn ook niet alle Aziaten ‘geel’. Het moge duidelijk zijn dat dergelijke beschrijvingen zijn gebaseerd op onvoldoende of bevooroordeelde informatie over de diverse volkeren. En toch zijn het beschrijvingen zoals deze die veel van de ideeën die er in de wereld met betrekking tot het karakter van volkeren zijn, hebben gekleurd en het vuur van de zonde van het racisme hebben aangewakkerd.
In veel delen van de wereld heeft het racisme mensen en landen onnoemelijk veel schade berokkend. Het heeft haat gezaaid, het heeft het zelfvertrouwen en het zelfbeeld van veel mensen kapotgemaakt, er is geweld uit voortgekomen, het heeft tot genocide en etnische zuivering geleid en het heeft hele naties uit elkaar gedreven.
Welke vorm racisme ook aanneemt, de mens die naar het evenbeeld van God is geschapen, wordt naar beneden gehaald, beschadigd en tenietgedaan, en de God Die hem heeft geschapen wordt beledigd.
Of racisme nu de vorm aanneemt van blanke4 overheersing, van zwart activisme, het Indiase kaste-systeem of van stammenstrijd, het effect blijft hetzelfde: de mens die naar het evenbeeld van God is geschapen wordt naar beneden gehaald, beschadigd en tenietgedaan, en de God Die hem heeft geschapen wordt beledigd.
“Een van de meest urgente zaken in de wereld vandaag is de noodzaak om de animositeit tussen rassen te beëindigen. Het valt niet te ontkennen dat er spanningen tussen de verschillende rassen zijn. Als er ooit een struikelblok was dat de zondigheid van het menselijk hart laat zien, is het wel dit. Als er ooit een struikelblok was waar op de kerk van Jezus Christus de boodschap van de verlossing die de zonde overwint zou moeten toepassen, is het wel dit probleem.”5
Dit is de realiteit van de zonde van het racisme, en ik zie het als mijn taak om in dit en het volgende artikel een aantal oplossingen voor dit struikelblok te bieden. Mijn thema is: ‘Bijbels tegengif tegen racisme’ en ik zou willen beginnen met het maken van enkele opmerkingen over de drie woorden die met elkaar mijn thema vormen. Het eerste woord is:
Racisme
Volgens de American Heritage Dictionary6 is racisme “het geloof dat ras de verschillen in de menselijke natuur en in menselijke mogelijkheden verklaart.”7 Tevens gelooft men dat rassen die zich in fysiek, intellectueel en cultureel opzicht inherent superieur voelen aan andere het recht hebben om het ras dat men als inferieur bestempelt te domineren.8
Deze definitie wekt de indruk dat wetenschappelijk is bewezen dat er een verband bestaat tussen ras aan de ene, en de menselijke aard en capaciteiten aan de andere kant, en dat superieure karaktereigenschappen bij sommige rassen in hun DNA zijn ingebakken, die hen intellectueel en cultureel een voorsprong geven op rassen die niet met dergelijke karaktereigenschappen zijn begiftigd, en dat de natuur hen daardoor boven andere stelt.
Het wetenschappelijk bewijs dat deze aanname moet ondersteunen is overduidelijk afwezig. Een wetenschapper op de conventie van de American Association for the Advancement of Science (AAAS)9 van Atlanta in 1997 stelde: “Ras is een sociaal construct dat voornamelijk voortkomt uit percepties bepaald door gebeurtenissen uit de gedocumenteerde geschiedenis, waaraan geen biologische werkelijkheid ten grondslag ligt.”10 Degenen die anders denken, jagen vaak niet van die nobele doelen na. Sterker nog: ze zouden wel eens kunnen zijn ingegeven door de vaak sluwe zonde van het racisme.
Tegengif
Een tegengif is een remedie of een andere werkzame stof die wordt gebruikt om de effecten van een gif (in ons geval het racisme) te neutraliseren of tegen te gaan.
Bijbels
Iets wat met de Bijbel samenhangt of wat in de Bijbel staat of iets wat in overeenstemming met de Bijbel is.
Wat ik daarom in deze artikelen poneer, is dat racisme zonde/gif is dat moet worden geneutraliseerd of geëlimineerd, en waarvoor in de Bijbel het enige middel wordt voorgesteld dat dit kan bereiken. In dit artikel wil ik vijf Bijbelse tegengiffen tegen racisme geven.
1. We moeten aanvaarden dat de gehele mensheid haar oorsprong vindt in Gods schepping.
In Genesis 1:27 staat: “En God schiep de mens”.11 De mens is niet simpelweg uit basale materie geëvolueerd, zoals evolutionisten beweren. Ook hebben verschillende mensengroepen geen verschillende oorsprong. God schiep de mens en Hij schiep de mens als man en vrouw (Gen. 1:26). Deze twee samen vormen de menselijke soort. Daarom komt de gehele mensheid uit de hand van God voort.
2. We moeten de mensheid als beeld van God zien.
In Genesis 1:26,27 zien we dat God de mens naar zijn eigen beeld heeft geschapen. In een tijd waarin het racisme sommige mensen tot het dierlijke niveau verlaagt, moeten we voor ogen houden dat de mens naar zijn aard het beeld van God is. In een tijd waarin sommigen de loftrompet steken over de superioriteit van hun eigen ras moeten we opnieuw benadrukken, dat zij én degenen op wie ze neerkijken een weerspiegeling van Gods beeld zijn. Maar wat betekent het eigenlijk dat de mens naar Gods beeld is geschapen? We zullen proberen om deze vraag vanuit twee invalshoeken te beantwoorden: een Bijbelse en een theologische.
Een Bijbelse visie op het beeld van God
In Genesis 1:26,27 laat Mozes ons weten dat God de mens naar zijn eigen beeld, ook wel “zijn gelijkenis”, heeft gemaakt. De idee dat de mens naar het beeld van God is geschapen, kan het best worden begrepen in de zin van identiteit. Dit houdt in dat in alles wat de mens is, hij naar Gods beeld is geschapen of Gods evenbeeld ís. Onder een beeld wordt doorgaans een weerspiegeling van een voorwerp in een spiegel verstaan. In deze betekenis is de mens een eindig beeld van Gods oneindige wezen. “De idee is dat het archetypische in God in de mens werd gereproduceerd. God is het origineel van Wie de mens een reproductie is.”12
In 1 Korinthe 11:7 zegt Paulus resoluut dat de mens “het beeld en de heerlijkheid van God is”. De apostel heeft het hier over de mens zoals hij geschapen is, in zijn schuldloze staat voor de zondeval. En het lijkt erop dat Paulus het beeld van God gelijkstelt aan de uitdrukking “de heerlijkheid van God”, die voornamelijk was gelegen in de macht en de heerschappij die de mens over alle schepselen had en zelfs, toen ze werd geschapen, over de vrouw.13 Het feit dat de mens het beeld van God is, onderscheidt hem van het dier en van alle andere schepselen, en in zekere zin ook van de engelen.14 Als hoofd van en kroon op de gehele schepping is hij superieur.
Een theologische visie op het beeld van God
Middeleeuwse theologen hebben de idee van de analogia entis geïntroduceerd, dat handelt over de analogie van het zijn. Dit betekent dat ondanks dat de Schrift duidelijk maakt dat er een brede kloof bestaat tussen Gods wezen, dat in zichzelf leven, transcendentie en majesteit is, en het wezen van een schepsel, dat beperkt en afhankelijk is, God desondanks niet zoveel verschilt en niet zo ver is verwijderd van de mens, dat er geen enkel raakvlak tussen Hem en het schepsel zou zijn. De facto is er een overeenkomst tussen God en de mens.15
Met als gevolg dat de mens in de relaties die hij heeft opgebouwd de eeuwige onderlinge band weerspiegelt die er tussen de personen van de Drie-eenheid bestaat. Bovendien weerspiegelt de mens, ongeacht zijn huidskleur of cultuur, ook weer persoonlijkheid, geestelijkheid, moraliteit, autoriteit, creativiteit en capaciteit om rentmeester te zijn.
Het feit dat de mens Gods beeld weerspiegelt is in de Bijbel de basis voor een keur van uitspraken en toepassingen. In een paper waarin Ian Hamilton een historisch overzicht geeft van de leer van het beeld van God, beschrijft hij in detail het belang en de relevantie van dit dogma en zegt: “Geen enkele Bijbelse waarheid is meer confronterend en uitdagend voor de naturalistische vooronderstellingen en amorele waarden van onze moderne (of postmoderne) wereld. Ze is een uitdaging voor de alom aanvaardde autonome aard van de mens. Ze is het fundament voor een onneembaar bastion tegen het vertrappen en verachten van de armen, de bezitloze mens, de zieke en de ongeboren mens. Ze verkondigt de eenzamen hoop. Ze daagt het losgeslagen individualisme dat onze wereld (en de kerk) beschadigt uit. Ze veroordeelt racisme en antisemitisme en ze verheldert de wezenlijke gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen.”16
Volgens Ian Hamilton wordt, vanwege het feit dat de mens naar het beeld van God is geschapen, racisme veroordeeld en de waardigheid van de mens staande gehouden. Hamilton oppert dat de mens als afspiegeling van God ons een mensbeeld aanreikt waardoor het volgende wordt geruggesteund:
Ten eerste: de gelijkheid van alle mensen. De aard van de mens als beeld van God geldt voor iedereen, ongeacht de kleur van het lichaam dat deze aard bezit. William Dryness wijst erop dat het beeld van God is verankerd in het menselijk lichaam en niet alleen in de ziel.17
Ten tweede: de waardigheid van alle mensen. ‘Waardigheid’ beslaat een groot betekenisveld, maar ik gebruik het in de zin van nobelheid en waarde. Zelfs de lelijkste en onaantrekkelijkste mensen hebben een waardigheid, gewoon vanwege het feit dat ze uitdrukking geven aan Gods beeld dat waardigheid inhoudt. Uiteindelijk gaat echte menselijkheid en waardigheid niet over hoe blank of bruin of zwart we zijn, maar in hoeverre we het beeld van God laten zien. In Christus schittert de waardigheid van de mens glashelder.Het dogma van de mens als beeld van God laat ons daarom een mensbeeld zien dat:
i) genderoverstijgend is. In Genesis 1:27 is het beeld van God niet beperkt tot alleen maar de man of alleen maar de vrouw. De ware uitdrukking van Gods beeld wordt in man en vrouw samen weerspiegeld.18
ii) huidskleur overstijgt. De mens is, ongeacht zijn huidskleur, een volkomen uitdrukking van Gods beeld. Net zoals licht niet wordt bevuild, zelfs al komt het in contact met de grootst mogelijke vervuiling en zelfs als het binnengaat in de diepste krochten van duisternis en verrotting en er zelfs dan niet door wordt verduisterd en er niet door wordt besmet, maar helder blijft en niet wordt vervuild, zo wordt ook het beeld van God totaal niet beïnvloed door raciale kenmerken van de drager van dat beeld. De zonde mag dan in staat zijn om het aanzien van Gods beeld te beïnvloeden, ras kan dat niet. Daarom blijft het beeld van God intact, ongeacht de lichaamskleur van degene die het draagt.
iii) cultuur overstijgt. In Handelingen 17:27 weigert Paulus om toe te geven aan het pluralisme in Athene of het toe te juichen als een levend religieus museum. In plaats daarvan prikkelde de afgodendienst van de stad hem (vs.16) voor de eer van de levende en ware God. Dus riep hij de inwoners van de stad op zich van hun afgoden te bekeren tot God. Maar het lijkt erop dat Paulus de culturele diversiteit respectvol heeft erkend. Het lijkt erop dat hij ons wil leren dat we de rijkdom van elke individuele cultuur moeten waarderen, maar niet de afgoderij die eraan ten grondslag kan liggen. Onze gezamenlijke oorsprong in Adam en in het beeld van God moet ons waarschuwen om diversiteit te gebruiken als een middel voor grootsprekerij of denigrerend gedrag. Onze culturele verschillen zijn goed en belangrijk, maar zijn ondergeschikt aan onze onderlinge relaties als leden van dezelfde familie en als degenen die hetzelfde beeld dragen – het beeld van God.
Het beeld van God is in essentie één, maar is in staat om zich aan verschillende vormen van gender, huidskleur en cultuur aan te passen.
Met andere woorden: het beeld van God is in essentie een, maar is in staat om zich aan verschillende vormen van gender, huidskleur en cultuur aan te passen. We lezen in Genesis 1:31 ook dat God zag dat wat Hij had gemaakt zeer goed was. Het is interessant om op te merken dat, toen God de verschillende onderdelen van de wereld maakte, Hij zag dat het goed was. Maar toen Hij de mens had geschapen, wordt het “zeer” als bijwoord voor “goed” geplaatst: “En God zag al wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed”. God ziet de mens die Hij heeft geschapen als een bijzonder goed resultaat van zijn scheppingswerk. En in navolging van God moeten we leren om het werk van God als een goed werk te waarderen. En net zoals David, moeten we erkennen dat God de hele mensheid, dus ook ons, “ontzagwekkend wonderlijk” heeft gemaakt (Psalm 139:14). Als we hier achterkomen, hebben we minder problemen in verband met ons zelfbeeld en racisme.
3. We moeten zien dat de gehele mensheid is voortgekomen uit één eerste menselijke voorouder.
In Handelingen 17:26 lezen we: “En Hij maakte uit één bloed heel het menselijke geslacht om op heel de aardbodem te wonen”. Dat houdt in dat de hele mensheid uit één ouderpaar voortkomt, namelijk uit Adam en Eva. Dit wordt ook duidelijk in Genesis 1:28 waar, nadat Hij Adam en Eva heeft geschapen, God hen zegent en tegen ze zegt: “Wees vruchtbaar, word talrijk, vervul de aarde en onderwerp haar”.
In Genesis 3:20 wordt over Eva gezegd dat ze de “moeder van alle levenden” is, terwijl Adam overal in de Bijbel (bijv. in Rom. 5:12) wordt gezien als het hoofd van de hele mensheid. Verder wordt er ook nog over de hele mensheid gezegd dat ze zonen van Adam zijn of mensenkinderen (Ps. 11:4, 145:12, 1 Sam. 26:19, 1 Kon. 8:39).
Hieruit volgt immers dat, aangezien alle mensen op aarde voortkomen uit één mens, ze allemaal aan elkaar verwant zijn. Ze vormen één familie. Daarom is het juist om in een aantal opzichten te spreken over de broederschap van alle mensen, omdat er uiteindelijk maar één ras is: het menselijke. De term “ras” komt in de Bijbel niet voor. De Bijbel spreekt over verschillende mensen in termen van “familie”, “stam”, “volk” en “natie”. Mensen worden ingedeeld naar familiale banden en daarna naar nationaliteit. Een voorbeeld van familiale banden staat in Genesis 10, waarin de genoemde stambomen zijn opgebouwd in familie- en stamverband. Hierbij moet worden opgemerkt dat de zonen van Noach nergens met ras of kleur worden geassocieerd. Een belangrijk vers hierbij is Genesis 10:5: “Van hen stammen de mensen af die zich over de kustlanden van de volken verspreid hebben, in hun landen, elk overeenkomstig zijn taal, overeenkomstig hun geslachten, onder hun volken”.
Zoals ik, Handelingen 17 aanhalend, hierboven al heb gezegd, moet het feit dat God culturele en etnische verschillen heeft verordineerd ons waarschuwen om niet de loftrompet te steken over de waarde van de ene groep boven de andere, en ook moeten we de ene groep niet verlagen ten opzichte van de andere. We zijn “uit één bloed heel het menselijke geslacht” en dat is belangrijker en beslissender voor onze onderlinge verhouding dan onze culturele verschillen.
De lezer zal ook zijn geïnteresseerd in het feit dat de val in zonde van het menselijk geslacht de basis is van heel het paulinische denken (Rom. 5:12 e.v., 1 Kor. 12:21 e.v.) en achter dit feit van de val ligt het feit van de eenheid in Adam. Omdat alle mensen in Adam begrepen zijn als hun eerste hoofd, delen alle mensen in de zonde van Adam en met zijn zonde in zijn straf.
Dat we van één bloed zijn is ook de basis voor het hele verzoeningsplan tot redding van het gevallen menselijk geslacht dat door God in Christus is geopenbaard. B.B. Warfield schreef hierover: “De eenheid van de oude mens in Adam is de aanname van de nieuwe mens in Christus”.
4. We moeten leren van het voorbeeld van een van onze vooraanstaande voorvaderen. Hij liet zien hoe relatief onbelangrijk ‘ras’ is in het aangaan van menselijke relaties, zoals het huwelijk.
Ik denk hierbij aan het voorbeeld van Mozes toen hij, blijkbaar met Gods goedkeuring, met een Ethiopische vrouw trouwde. In Numeri 12:1 lezen we: “Mirjam, en ook Aäron, spraken over Mozes vanwege de Cusjitische vrouw die hij genomen had, want hij had een Cusjitische vrouw genomen.” Hier zien we dat Mozes, een Jood met een lichte huidskleur, blijkbaar met een Cusjitische trouwde en dat God het goedkeurde. “Cusjitische vrouw” betekent “vrouw uit Cusj, een regio ten zuiden van Ethiopië, waarvan het volk bekend stond om hun zwarte huid. We weten dit uit Jeremia 13:23 waar staat: “Kan ook een Cusjiet zijn huid veranderen, of een luipaard zijn vlekken? Zou ook u dan goed kunnen gaan doen gewend als u bent om kwaad te doen?” Hier wordt de aandacht gevestigd op het verschil in huidskleur van de Cusjieten. Maar Mozes leek zich niet te storen aan het verschil, omdat hij zonder twijfel een beter begrip had van de waarde van de mens (ongeacht huidskleur) dan Mirjam en Aäron hadden.
Bovendien onderschreef God duidelijk de handelwijze van Mozes door Mirjam en Aäron beiden een reprimande te geven en Mirjam te straffen. Wanneer we de mens hoogachten, doet de huidskleur waarmee hij is geschapen er niet toe. Veeleer is het zo dat, met name in huwelijkse relaties, we bezorgder zijn of onze toekomstige man of vrouw tot het christelijke ras behoort.
5. We moeten er ook op letten hoe Christus in zijn aardse leven duidelijk maakte wat onze houding moet zijn ten opzichte van anderen, ongeacht van welk ras ze zijn.
a) Christus had deel aan onze menselijkheid (Joh. 1:14, Hebr. 2:14). Hierdoor onderstreepte God (Christus is God) de waardigheid van de mens. Het is belangrijk om op te merken dat het voor Christus belangrijk was niet zozeer te delen in de raciale details van zijn volk (wat Hij natuurlijk wel deed), maar veel meer in hun menselijkheid. Hij sprak niet zozeer over het zijn van een zoon van David, maar veel meer over het zijn van zoon der mensen (Hebr. 2:14). Op deze wijze verhoogde Hij de mens, ongeacht hun raciale kenmerken.
b) Christus ging op een waardige manier om met alle mensen of ze nu Jood of heiden waren. 1) Hij identificeerde Zich duidelijk met de Joden. Hij was voor hen gekomen (Joh. 1:12) en Hij werd volwassen in hun aard en cultuur (Luk. 2:21-24). En zijn bediening op aarde vond voornamelijk onder de Joden plaats. Hoewel velen Hem niet aanvaardden, stond Hij desalniettemin vol genade en liefhebbend naast hen. Hij genas hen, Hij gaf hen te eten en diende hen op allerlei manieren. 2) Hij identificeerde Zich ook met niet–Joden. Vol genade aanvaardde Hij de Samaritaanse vrouw. Hij vroeg om water en sprak met haar hoewel ze bij een andere etnische groep hoorde (Joh. 4). Bovendien bewonderde Christus het geloof van de Syro–Fenitische vrouw ondanks haar etnische identiteit (Marc. 7:26).
c) Christus nam de zonde van de wereld op Zich (Joh. 1:29). Deze wereld bevat alles wat de Vader Hem heeft gegeven uit alle bevolkingsgroepen (Op. 5:9). Hij gaf elke menselijke ziel dezelfde waarde, of dat nu een Joodse of een heidense was. Hij vergoot hetzelfde bloed voor allen en dat heeft voor allen dezelfde zegenrijke gevolgen (Joh. 3:16).
d) Christus zond zijn leerlingen uit om “al de volken” tot zijn discipelen te maken (Math. 28:19,20). Vlak voor zijn hemelvaart zond Christus zijn leerlingen uit om “al de volken” tot zijn discipelen te maken. Het was Christus’ visie en hartstocht om zijn Koninkrijk te laten groeien met mensen “uit alle naties, stammen, volken en talen”. Christus Zelf verklaarde in Joh. 12:32 dat, wanneer Hij “van de aarde verhoogd” (gekruisigd) zou zijn, Hij “allen naar [Hem] toe [zou] trekken”. Dit laat zien dat er wat Christus betreft totaal geen verschil is wat betreft ras in het bereiken van Zijn doel met de verlossing.En tenslotte:e) Christus zal in zijn hemelse en eeuwige Koninkrijk de Gastheer zijn en door alle volken worden gediend en aanbeden. Uit Openbaring 5:9 krijgen we niet de indruk dat er in zijn Koninkrijk verschillende ruimten voor de verschillende rassen zullen zijn. Veeleer zullen alle volken, ongeacht hun etniciteit, zich op dezelfde plaats en in hetzelfde koor bevinden, en ze zullen Hem aanbidden Die hen uit de zonde (zonder twijfel ook de zonde van racisme) heeft verlost.
De houding die onze Meester had én heeft moet ook onze houding inzake raciale aangelegenheden zijn.
Conclusie
Als de Bijbelse grondbeginselen met betrekking tot de waardigheid van het menselijk ras duidelijk zijn, hoe kan het dan dat hetzelfde menselijk ras in een positie verkeert waarin het zich in racisme wentelt en dit aanmoedigt? Het antwoord laat zich makkelijk raden:
a) Ten eerste zit de duivel achter al het racistische gedachtegoed en handelen. Het is de duivel erom te doen de schoonheid van de door God geschapen mensheid te vernietigen. Het was Gods bedoeling dat de mensheid één in veelkleurigheid zou zijn. Satan wil graag dat de mensheid verdeeld is en zichzelf vernietigt. Hij wil het “zeer goede” van God ongedaan maken en het tot iets heel slechts omvormen. We moeten allemaal op onze hoede zijn voor zijn invloed.
b) De andere reden waarom racisme de kop opsteekt is de aanwezigheid van zonde in ons hart. In Jeremia 17:9 staat: “Arglistig is het hart, boven alles, ja, ongeneeslijk is het, wie zal het kennen?” Wie kan het hart kennen? De zonde in ons hart strijdt elke dag tegen Gods bedoelingen, en wanneer de mens zijn naaste zou moeten liefhebben, zoals God in zijn Wet eist, trekt de zonde in hem in de richting van haten en tegen de naaste tekeergaan. De zonde gaat het verwelkomen van gemeenten van mensen met verschillende etnische achtergronden tegen. De zonde weerhoudt ons van het steunen van interraciale huwelijken. De zonde geeft ons een naar gevoel wanneer er iemand van een ander ras in onze buurt komt wonen. De zonde zorgt ervoor dat we een racistische houding camoufleren met een glimlach en met een uiterlijk vertoon van vriendschap naar mensen van een ander ras, terwijl er van binnen haat en wrok voor ze huist.
c) Als je je schuldig maakt aan racisme, in welke vorm dan ook, onthoud dan dat er een antwoord is: Christus is gekomen om de zonde weg te nemen, inclusief de zonde van het racisme. Hij kwam om de zonde teniet te doen, zodat die ons niet in zijn macht kan krijgen en zo voor ons een eeuwige straf zou opbouwen. Nu kan Hij jou ervan bevrijden, als je berouw hebt en zijn Naam aanroept.
d) Denk eraan ook je gedachten te reinigen van alle vooroordelen en fouten waarmee je wellicht bent opgegroeid en bekleed je met de Bijbelse waarheid. Alleen ware Bijbelse theologie kan je verlossen van raciale hoogmoed en vooroordeel. En als je op de juiste manier de Bijbel bestudeert, kom je erachter dat, omdat God een God van de schepping is, je niets anders kan dan de eenheid van het menselijke geslacht onderschrijven. Omdat God de God van de geschiedenis is, kun je niet anders dan de diversiteit van de etnische culturen onderschrijven. Omdat God de God van openbaring is, kun je niet anders dan het definitieve van Jezus Christus als de climax van Gods openbaring onderschrijven. En omdat Hij een God van verlossing is, kan je niet anders dan de glorie van de christelijke Kerk onderschrijven waarin de ene Geest in alle mensen ongeacht ras, stam, volk en taal woont en samen onder één Hoofd – de Heer Jezus Christus zijn.
Eerder verschenen in: Reformation Today RT 279 en 281; zie https://reformation-today.
Vertaling: Henk van ter Meij
_______
Voetnoten
1. Geciteerd in Andrew Hamilton, ‘Taxonomic Approaches to Race,’ The Occidental Quarterly, dl. 8, nr. 3 (najaar 2008), p 17.
2. John R. Baker, Race (New York: Oxford University Press, 1974) p. 24, 28.
3. Jonathan Marks, Human Biodiversity: Genes, Race, and History (Hawthorne, N.Y.: Akldine, 1995) p 50.
4. Noot vertaler: in deze vertaling kies ik ervoor om ‘white’ met blank te vertalen. Hieraan liggen taalkundige redenen ten grondslag. Ik heb mijn keuze gebaseerd op een uitleg van Onze Taal: en dan met name het volgende: “Blank is in de loop van de twintigste eeuw sterk ingeburgerd geraakt als aanduiding voor iemand met een min of meer roze huidskleur. Wit wordt vooral gebruikt om iemands teint te beschrijven, zoals in wit zien en in de winter een witte huid hebben.” Bovendien vind ik het gebruik van ‘wit’ als vertaling van ‘white’ teveel tegen het Engels aanschuren, en ik vraag me zelfs af of ‘wit’ hier geen anglicisme is.
5. Noot vertaler: hier citeert Kalifungwa uit A Christian Perspective in Racial Understanding, een document dat in 1971 namens de Christian Reformed Church door CRC Publications werd uitgegeven.
6. Noot vertaler: de American Heritage Dictionary werd voor het eerst in 1969 Houghton Mifflin (Boston) uitgegeven als reactie op Webster’s Third New International Dictionary die door conservatieve Amerikanen veel te tolerant werd gevonden.
7. American Heritage College Dictionary, geraadpleegd op 6 juni 2017.
8. Dictionary.com/browse/racism, geraadpleegd op 27 april 2017.
9. Noot vertaler: de AAAS is het grootste wetenschappelijke genootschap op non-profitbasis ter wereld. https://www.aaas.org/.
10. Robert Lee Holz, ‘Race Has No Basis in Biology, Researchers Say’, een artikel uit de Los Angeles Times, geciteerd in: Ken Ham, e.a., One Blood, The Biblical Answer to Racism (Green Forest: Master Books, 1999) p. 52.
11. Noot vertaler: in deze vertaling komt elk Bijbelcitaat uit de Herziene Statenvertaling.
12. Louis Berkhof, Systematic Theology (Pennsylvania: Banner of Truth, 1958) p. 203.
13. John Gill, online commentaar: www.biblestudytolls.com/commentaries/gills-exposition-of-the-bible/1-corinthians-11-7.html (geraadpleegd op 19 april 2017).
14. Berkhof, p. 206.
15. R.C. Sproul, Everyone’s a Theologian. An Introduction to Systematic Theology (Sanford: Reformation Trust, 2014) p .101-3.
16. Ian Hamilton, geciteerd in: Paul Brown, “The Image of God in Man, Foundations”, A Journal of Evangelical Theology, nummer 45 (London: British Evangelical Council, 2000).
17. S.A. Kulikovsky, Creation, Fall, Restoration. A Biblical Theology of Creation (Fearn: Christian Focus Publications, 2009) p. 13.
18. Kulikovsky, p. 138.